Hoe ver staan we na 1 maand officiële BVD-bestrijding?

Het BVD-bestrijdingsprogramma loopt nu iets meer dan een maand en in die periode heeft reeds een groot aantal runderen in Vlaanderen en Wallonië een geldig statuut verworven.
Van de 171.429 runderen met een geldig BVD-dierstatuut op 31 januari, zijn er 90.529 (bijna 53%) met het statuut ‘IPI-vrij door onderzoek’, 79.477 met het statuut ‘IPI-vrij door afstamming’ en 881 dieren, zowat 0,5 % van alle toegekende BVD-dierstaten, met het statuut ‘IPI’. 542 dieren hadden op 31 januari status ‘IPI-verdacht’.

 

Toegekende BVD-statutenAantal%
IPI-vrij door onderzoek90.52952,81
IPI-vrij door afstamming79.47746,36
IPI-verdacht5420,32
IPI8810,51
Totaal171.429100

 

BVD-oorweefselstalen
In Vlaanderen werden er in de maand januari 35.642 nieuwgeboren kalveren onderzocht via de BVD-primo-oormerken. Bij 0,57% van de binnengebrachte oorweefselstalen stelden we vast dat het recipiënt leeg was en diende er een herstaalname te gebeuren door de bedrijfsdierenarts of zijn plaatsvervanger. Ter vergelijking: bij de opstart van gelijkaardige BVD-programma’s in het buitenland liep dit percentage in het eerste jaar op tot meer dan 1,2%. In het inzetstukje vindt u meer informatie over de oorzaken van lege recipiënten en hoe u dit kunt voorkomen.

 
IPI-verdachte moederdieren en IPI-kalveren
Wanneer een kalf een IPI-statuut verwerft, krijgt het moederdier het statuut IPI-verdacht. Eind januari werden er in Vlaanderen 114 IPI-verdachte moederdieren getest via bloedname door de bedrijfsdierenarts. 7 IPI-verdachte moederdieren testten positief en kregen vervolgens net als hun IPI-kalf een ‘IPI’-statuut.
Van de in totaal 114 IPI-verdachte moederdieren waren er 76 IPI-kalveren die op 31 januari volgens de Sanitelgegevens niet meer in leven waren. Hiervan waren er 58 met een euthanasieverklaring en 18 zonder euthanasieverklaring.
Voorlopig kunnen we besluiten dat ongeveer 67% van de IPI-kalveren waarvan het IPI-verdachte moederdier reeds werd getest, in de Saniteldatabank effectief afgemeld staat naar Rendac.


Wat kan de oorzaak zijn van een lege BVD-staalhouder?

Een lege BVD-staalhouder duidt op een mislukte staalname. Dit kan o.a. te maken hebben met het onvoldoende fixeren van het kalf waardoor een ‘geforceerde’ staalname gebeurt. Ook een pasgeboren, nog niet opgedroogd kalf is moeilijker te bemonsteren. Door het slijm op het oor kan de tang wegschuiven waardoor er een ‘schuine’ plaatsing gebeurt zonder collectie van een oorweefselstukje. Het is dus best eerst het kalf te laten opdrogen of de oren goed droog te wrijven. Daarnaast adviseren we om altijd eerst het oormerk te plaatsen waarmee het staal genomen wordt, en dan pas het andere, gewone oormerk. Het kalf kan namelijk onrustig worden bij de plaatsing van het eerste oormerk.

Indien het de eerste keer is dat u een BVD-oormerk plaatst, is het handiger dit met twee personen te doen en het kalf goed te fixeren, zeker de kop van het kalf. Probeer de tang en de naald loodrecht op het oor te plaatsen en zorg ervoor dat de naald zich aan de achterkant van het oor bevindt. Een filmpje en een handleiding (met foto’s) voor het aanbrengen van BVD-oormerken vindt u op de website van DGZ.


Hebt u vragen? Raadpleeg dan de lijst met veel gestelde vragen op www.stopbvd.be (zie link onder ‘Meer info’ op tabblad programma). U kunt ook altijd terecht bij de helpdesk van DGZ op  tel. 078 05 05 23 of via e-mail helpdesk@dgz.be.

Auteur: Koen De Bleecker