Nieuwe fase IBR-bestrijding - deel 3

Waarom IBR bestrijden?

IBR wordt onterecht vaak afgedaan als louter een handelsziekte, die enkel gevolgen heeft voor de export. IBR is echter ook een economische ziekte die leidt tot productieverlies voor een bedrijf. DGZ schat het jaarlijks verlies op 11 tot 37 euro per aanwezige koe. De sector heeft dus zeker baat bij een efficiënte IBR-bestrijding.

IBR vaak verdoken aanwezig
Door de verplichte bestrijding van IBR de laatste jaren, maar ook door het feit dat de virusstammen milder zijn, lijkt IBR minder belangrijk te worden. Toch is IBR vaak verdoken (subklinisch) aanwezig op het bedrijf. De dieren vertonen dan geen duidelijke ziektetekenen, maar bouwen wel antistoffen op en blijven latent drager van het virus. Op momenten van stress, bv. bij het mengen van dieren, wordt er meer virus uitgescheiden en verspreid op het bedrijf.

Ook wanneer IBR verdoken aanwezig is, is de schade niet te onderschatten. Op melkveebedrijven is er vaak een daling in melkproductie of ‘milkdrop’. Een Nederlandse studie heeft aangetoond dat de ‘milkdrop’ kan oplopen tot 9,5 liter per koe en een Britse studie geeft aan dat een IBR-drager dagelijks gemiddeld 2,6 kilogram minder melk produceert dan de IBR-vrije dieren op hetzelfde bedrijf.

IBR is ook gekend als oorzaak van abortus, zowel in de vroege als late dracht. Tot 2011 werd IBR dan ook onderzocht binnen het abortusprotocol van het FAVV. In 2011 bleek 21% van de onderzochte koeien positief voor antistoffen tegen IBR, een percentage dat opmerkelijk hoger ligt dan het gemiddeld aantal seropositieve dieren in datzelfde jaar. Op vleesveebedrijven zijn abortusstormen met een verwerpingspercentage tot 10% beschreven.

Op IBR-vrije bedrijven zijn zowel de geboorte- als sterftecijfers gunstiger ten opzichte van de gemiddelde cijfers voor Vlaanderen. DGZ berekende dat I3-bedrijven in 2011, net voor de start van de verplichte IBR-bestrijding, 4,66% meer geboortes hadden ten opzichte van I2-bedrijven. De geboortecijfers van 2013 zijn moeilijk te interpreteren omwille van de schmallenbergproblematiek in 2012.

Ook wat sterftecijfers betreft, is er een duidelijk verschil. Op I3-bedrijven is de sterfte lager dan op I2-bedrijven. Dit verschil bedroeg respectievelijk 2,42% in 2011 en 1,77% in 2013, en bleek nog groter ten opzichte van een steekproef van I2-bedrijven waar IBR-circulatie was aangetoond (2,94% in 2011 en 2,76% in 2013).

IBR als handelsziekte
De aanpak van IBR door verschillende lidstaten van de Europese Unie heeft gevolgen voor de handel. Een land met een lager IBR-statuut ten opzichte van de buurlanden krijgt beperkingen opgelegd. In 2002 werd een schatting gemaakt van de schade ten gevolge van de inferieure exportpositie voor België. Deze bedroeg op jaarbasis ongeveer 60 miljoen euro.

IBR blijven aanpakken
IBR is lang niet meer de agressieve ziekte zoals ze eind jaren ’60 vanuit Amerika binnenkwam in Europa. De zogenaamde ‘Canadese griep’ verspreidde zich toen zeer snel op het bedrijf en veroorzaakte erg uitgesproken ademhalingssymptomen met zeer hoge koorts, neus- en oogvloei, verlies van eetlust en hoest die soms gepaard ging met ophoesten van dik bloed als gevolg van een bloederige ontsteking van de luchtpijp. In het geval van bacteriële complicaties trad hoge sterfte op.

Toch komen er vandaag nog steeds explosieve uitbraken voor, met name op vleesveebedrijven. Het IBR-virus lokt frequent griepuitbraken uit (Bovine Respiratory Disease) met sterfte, groeivertraging en sterk oplopende behandelingskosten tot gevolg. Vaak komen deze uitbraken voor een drietal weken na introductie van nieuwe dieren. De dieren hebben dan meer last van stress wat leidt tot een verhoogde uitscheiding van virus.

Bedrijven die vrij zijn van IBR ondervinden geen schade van IBR-viruscirculatie en kunnen zich toeleggen op de preventie van insleep.

Op IBR-besmette bedrijven beschermt vaccinatie tegen duidelijke ziektetekens maar daar staat wel een kostenplaatje tegenover. Een recente studie op melkveebedrijven die besmet zijn met IBR wijst op het gunstige effect van regelmatige vaccinatie op de diergezondheid: de tussenkalftijd daalt met 7 dagen, het aantal inseminaties per dracht vermindert en de melkproductie stijgt. Bedrijven die regelmatig vaccineren moeten ook minder dieren ruimen ten gevolge van ademhalingsproblemen.

Conclusie
Runderen van IBR-vrije (I3-) bedrijven hebben een betere gezondheid dan hun collega’s op mogelijk besmette (I2-) bedrijven. Grofweg heeft een IBR-vrij bedrijf ook 5 extra geboortes op 100 en 2,5 à 3 dieren minder sterfte op 100. Uiteraard kunnen die gunstige resultaten mede het gevolg zijn van een algemeen hoger gezondheidsmanagement op bedrijven met een IBR-vrij statuut, maar toch kan men aannemen dat IBR-bestrijding ook een belangrijke duit in het zakje doet. Daarom is en blijft het verplichte IBR-programma een bewuste keuze van de rundveesector.

Referenties van de desbetreffende studies vermeld in dit artikel kunnen op vraag bekomen worden bij DGZ.

Contactgegevens
Met uw vragen kunt u terecht bij DGZ op tel. 078 05 05 23 of e-mail helpdesk@dgz.be.