Verhoogde incidentie pensbot
Paramphistomen of pensbotten zijn platwormen die wereldwijd voorkomen. Deze parasieten kunnen zich in de pens van herkauwers bevinden. De indirecte levenscyclus lijkt in sterke mate op die van leverbot. Immers, net als bij leverbot functioneren bepaalde zoetwaterslakjes als tussengastheer. Vooral in tropische gebieden veroorzaken zware pensbotinfecties vaak ernstige symptomen en kunnen ze zelfs leiden tot sterfte. Het lijkt er tegenwoordig op dat in West-Europa besmettingen met pensbotten vaker voorkomen dan vroeger. Zowel in Frankrijk, Groot-Brittannië en Ierland, als in Portugal en Spanje verschijnen meer en meer rapporten over het voorkomen van pensbotten. Verschillende laboratoria vinden bovendien vaker pensboteieren terug in de mest wat deze tendens bevestigt. Ook in België zet deze trend zich door. Meststalen zijn ook hier vaker positief voor pensbot.
Oorzaak onbekend
Voorlopig is het nog gissen naar de oorzaak waarom pensbotten vaker voorkomen in Europa. Sommige onderzoekers wijten dit fenomeen aan het veranderende klimaat. Een hogere gemiddelde temperatuur bevordert zowel de voortplanting van de zoetwaterslakjes die als tussengastheer fungeren als de ontwikkeling van de pensbotstadia in de slak. Zachtere temperaturen vergemakkelijken bovendien het overwinteren van de slakken.
Voornaamste eigenschappen en levenscyclus van pensbotten
Volwassen pensbotten hebben een lengte van 5 tot 13 mm en een dikte van 2 tot 5 mm. Ze zijn licht tot helder rood gekleurd en zijn peervormig. De voornaamste soort die in Europa beschreven is, is Calicophoron daubneyi.
De besmettelijke larvaire stadia (metacercariae) bevinden zich op het weidegras en worden opgenomen door de runderen (wanneer het gras wordt ingekuild, sterven de infectieuze stadia meestal snel af). Eerst migreren de jonge pensbotten in de darm en voeden ze zich daar met delen van de darmwand. Deze jonge stadia brengen dus schade toe aan de darmwand en leiden zo tot bloedingen. Eenmaal volwassen, migreren de pensbotten terug naar de pens, waar ze zich vasthechten aan de binnenkant. Ze zuigen zich vast met een soort zuignap. Na enkele weken zijn ze in staat om eieren te produceren, die dan via de mest terug op de weide terechtkomen. Via enkele tussenstadia (onder meer in zoetwaterslakken) worden uiteindelijk opnieuw infectieuze larvaire stadia gevormd en is de cyclus rond.
Pensbotten blijken goed te gedijen in vochtige gebieden. Bij ernstige gevallen is er dan ook dikwijls sprake van zeer vochtige of recent overstroomde weides.
De periode tussen het moment waarop de runderen zich besmetten en het moment dat er eitjes te vinden zijn in de mest duurt gemiddeld 12 weken. Gezien de diagnose bij levende dieren enkel gesteld kan worden aan de hand van het vinden van de eitjes in de mest, duurt het dus erg lang eer men kan nagaan of het dier geïnfecteerd is met pensbotten.
Wat betreft de behandeling zijn er slechts weinig geneesmiddelen beschikbaar die een werking hebben tegen pensbotten.
Symptomen
Vooral de immature stadia (die zich dus in de darm bevinden) veroorzaken symptomen en dit vooral bij jonge dieren (eerste weideseizoen). Wanneer deze dieren besmet raken, kan er hevige (bloederige) diarree optreden. Daarnaast kunnen ook algemene zwakte, lichte koorts, dalende eetlust, dehydratatie en zelfs sterfte optreden. De volwassen stadia zouden voor minder erge symptomen, zoals een gestoorde penswerking, kunnen zorgen. Daarnaast zouden ze ook aanleiding kunnen geven tot slappere mest en productiedalingen. In dit kader is het echter van belang te melden dat menginfecties met leverbot vaak voorkomen, zodat bepaalde symptomen ook hieraan toegeschreven kunnen worden.
Om het belang van pensbot in Vlaanderen na te gaan, werd via een Veepeilerproject verder onderzoek verricht. Deze studie, die bestond uit twee delen – een slachthuisstudie en een veldstudie – werd uitgevoerd door het Laboratorium voor Parasitologie van de faculteit Diergeneeskunde (Universiteit Gent).
Slachthuisstudie
Eind 2013 werden in het slachthuis van Brugge 125 volwassen runderen, vooral zoogkoeien, na het slachten onderzocht. Bij 28% van de dieren werden pensbotten in de pens zelf aangetroffen (zie figuur 1). Mestonderzoek bleek bovendien erg betrouwbaar om besmette dieren op te sporen: 94% van de besmette gevallen werd zo effectief gedetecteerd. Tevens bleek dat besmette runderen vaker slappere mest hadden dan niet-besmette runderen. Andere parasitaire infecties werden in dit project echter niet bekeken.
Veldstudie
Tussen september 2013 en januari 2014 konden binnen dit Veepeilerproject via de bedrijfsdierenarts meststalen van runderen met weidegang ingezonden worden om de aanwezigheid van pensboteieren na te gaan. In totaal werden zo 315 meststalen afkomstig van 58 bedrijven onderzocht. De meeste stalen waren afkomstig van bedrijven uit Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Antwerpen. Bij 35 bedrijven was er sprake van diarree in de kudde. De overige 23 waren controlebedrijven (geen diarree). 22% van alle onderzochte bedrijven bleek positief te zijn voor pensbot. Het was echter niet mogelijk een verband te leggen tussen de aanwezigheid van pensbotten en diarree. In januari tekenden procentueel de meeste bedrijven positief voor de aanwezigheid van pensbotten, wat erop wijst dat dit de beste periode van het jaar is om de diagnose via mestonderzoek te stellen. Oudere dieren (ouder dan 24 maanden) werden vaker positief bevonden (1 dier op 3) dan jongere dieren (1 dier op 6).
Behandelingsmogelijkheden beperkt
Momenteel is er geen enkel geneesmiddel geregistreerd voor de behandeling van pensbotinfecties. Oxyclosanide moet aan verhoogde dosis (10-15 mg/kg) toegediend worden om werkzaam te zijn, maar dan kunnen er ook bijwerkingen optreden. Sommige onderzoekers wijzen ook op de werkzaamheid van het leverbotmiddel closantel wanneer toegediend via de muil. In onze studie werd echter het gebruik van closantel via inspuiting in de spieren uitgetest op drie bedrijven. De bedrijven waren op het moment van behandeling alle besmet met zowel leverbot als pensbot. Terwijl de leverbotinfectie volledig werd afgedood door de inspuiting met closantel, kon er daarentegen geen effect worden vastgesteld tegenover de pensbotinfectie.
Omwille van de beperkte behandelingsmogelijkheden dient men bij een probleem met pensbotten preventief te werken via weide- of graasbeheer. Preventieve maatregelen, zoals het voorzien van propere drinkplaatsen (put- of leidingwater), het afrasteren van waterlichamen, het vermijden van het begrazen van weiden na overstroming en het vroeger opstallen kunnen in deze context zeker nuttig zijn.
Conclusies
Pensbotinfecties blijken vaak voor te komen in Vlaanderen. 22% van de bedrijven die onderzocht zijn binnen deze studie was positief. Volwassen pensbotinfecties kunnen goed aangetoond worden door mestonderzoek, voornamelijk vanaf januari. De jonge (immature) stadia die de meeste schade aanrichten kunnen daarentegen zeer moeilijk aangetoond worden (enkel op autopsie). Aangezien er momenteel geen geregistreerde geneesmiddelen voorhanden zijn, is preventie via weide- en graasbeheer de belangrijkste factor in de bestrijding.
Medewerkers
Deze studie werd uitgevoerd door de faculteit Diergeneeskunde (Vakgroep Virologie, Parasitologie en Immunologie), in samenwerking met DGZ (Veepeiler Rund). De studie werd medegefinancierd door Elanco Animal Health.
Auteurs:
- Karen Malrait, Johannes Charlier: Laboratorium voor Parasitologie, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent
- Hans Van Loo: Veepeiler, Dierengezondheidszorg Vlaanderen