Foto: Pixabay

Foto: Pixabay

Gids voor de vermoedelijke diagnose van FIP via radiografie

FIP (feline infectieuze peritonitis) is een differentiaaldiagnose bij katten die diverse radiografische veranderingen vertoont.

Feline infectieuze peritonitis (FIP) wordt veroorzaakt door een felien coronavirus (FCoV) en is een van de belangrijkste doodsoorzaken bij jonge katjes. Het meest voorkomende biotype van FCoV is het alomtegenwoordige enterische biotype (FECV). FECV infecteert voornamelijk intestinale enterocyten, wat vaak leidt tot asymptomatische infectie of milde gastro-intestinale symptomen.

Bij een klein percentage katten muteert het FECV naar een virulente vorm die leidt tot FIP. Deze mutaties wijzigen het virale tropisme waardoor het virus zich verplaatst van de enterocyten naar macrofagen. Deze transformatie bevordert de ontwikkeling van FIP daar de  virusreplicatie in macrofagen en monocyten het virus in staat stelt zich systemisch te verspreiden. In interactie met de immuunrespons van de gastheer veroorzaakt dit ernstige multisystemische pyogranulomateuze vasculitis.

Twee vormen van FIP

Er zijn twee klinische vormen van deze ziekte:

  • De “natte" vorm, die effusie veroorzaakt in pleura, peritoneum en/of pericard;
  • De “droge” vorm, die leidt tot een minder specifieke multisystemische aandoening.

De definitieve diagnose van FIP berust meestal op histopathologische analyse van aangetast weefsel en immunohistochemische detectie (IHC) van het gemuteerde FCoV-antigeen (FIPV). Zonder deze onderzoeken is een definitieve diagnose moeilijk, vooral bij katten die geen effusie vertonen. De vermoedelijke diagnose is dus vaak gebaseerd op de klinische geschiedenis, bloedresultaten, beeldvorming en de uitsluiting van andere vergelijkbare pathologieën.

Suggestieve veranderingen in het bloed

Biologische afwijkingen compatibel met FIP:

  • Niet-regeneratieve anemie
  • Microcytose
  • Neutrofilie
  • Lymfopenie
  • Hyperglobulinemie
  • Hypoalbuminemie
  • Lage albumine/globuline verhouding
  • Hyperbilirubinemie

De effusies die worden waargenomen bij katten met FIP vertonen meestal een hoge eiwitconcentratie met matig tot geen cellen.

Radiografische symptomen

Radiografie kan de helpen bij de vermoedelijke diagnose van FIP. Afwijkingen van het centraal zenuwstelsel (veranderingen in ependym of meningen, ventriculomegalie) worden vermeld bij katten met neurologische FIP. Via echografie van het abdomen kunnen effusie, lymfadenopathie en afwijkingen van het maagdarmkanaal, de lever, de milt of de nieren aangetoond worden.

Pleurale effusie wordt regelmatig waargenomen bij natte FIP. Mogelijke radiografische afwijkingen van de thorax zijn:

  • Pleuropneumonie
  • Pyogranulomateuze pneumonie
  • Pericardeffusie

In een Amerikaanse retrospectieve studie worden deze radiografische afwijkingen van de thorax beschreven bij katten met een definitieve of vermoedelijke diagnose van FIP.

Studie methodologie

Deze retrospectieve beschrijvende studie omvatte katten met:

  • Een definitieve diagnose van FIP (histopathologie + IHC),
  • Een vermoedelijke diagnose (beoordeling door twee dierenarts-internisten),
  • Radiografieën van de thorax beschikbaar.

De beelden werden geanalyseerd door een veterinaire radioloog en een radiologie-resident, waarbij het volgende werd geëvalueerd:

  • De pleurale ruimte,
  • De longpatronen (interstitieel, bronchiaal, alveolair, nodulair),
  • De aanwezigheid van lymfadenopathie,
  • Cardiovasculaire afwijkingen.

De histopathologische monsters werden opnieuw beoordeeld door een veterinaire patholoog.

De studie omvatte 35 katten: 18 met bevestigde en 17 met vermoedelijke FIP.

Resultaat: meer dan 90 % van de radiografieën was afwijkend

  • 32/35 katten (91,4%) vertoonden radiografische afwijkingen
  • 3/35 (8,6%) katten vertoonden geen radiografische afwijkingen

Pleurale effusie:

  • Aanwezig bij 13/35 katten (37,1%):
  • Bilateraal symmetrisch (9/13)
  • Bilateraal asymmetrisch (2/13)
  • Unilateraal (2/13; 1 rechterkant, 1 linkerkant)

Intensiteit:

  • Mild (7/13), matig (4/13), ernstig (2/13)

Een kat die thoracocentese onderging vertoonde een iatrogene pneumothorax

Longpatronen bij katten met effusie:

  • 7/13 had gemengde interstitiële en alveolaire patronen

Andere combinaties omvatten:

  • Enkel interstitieel, interstitieel + bronchiaal, interstitieel + bronchiaal + alveolair met nodules, enz.

Longparenchym:

  • Abnormaal bij 25/35 katten (71,4%)

Meest voorkomende patroon: ongestructureerd interstitieel (21/25)

Gevolgd door:

  • Bronchiaal (11/25)
  • Honingraat (10/25)
  • Longnodules (3/25)

Andere observaties:

  • Sternale lymfadenopathie bij 16/35
  • Cardiomegalie bij 6/35, als gevolg van:
    • Myocarditis (3/6)
    • Pericardeffusie (1/6)
    • High Flow-syndroom (1/6)
    • Niet gerelateerde cardiomyopathie (1/6)

Histopathologie:

  • Longoedeem (16/17)
  • Suppuratieve fibrinogene pleuritis (13/17)
  • Histiocytaire vasculitis die pneumonie veroorzaakt (10/17)
  • Myocarditis (5/14)
  • Lymfadenitis (2/2)

Histologische longafwijkingen traden vaker op bij katten met matige tot ernstige pulmonale radiografische afwijkingen.

Conclusie

Katten met FIP kunnen een breed gamma radiografische afwijkingen van de thorax vertonen:

  • Pleurale effusie
  • Ongestructureerde interstitiële, bronchiale en/of alveolaire patronen
  • Multifocale longnodules, klein, discreet of slecht gedefinieerd
  • Lymfadenopathie
  • Af en toe: cardiomegalie (als gevolg van myocarditis, pericardeffusie of niet-gerelateerde hartaandoeningen)

Hoewel deze afwijkingen niet specifiek zijn, overlappen ze met afwijkingen die waargenomen bij veel andere pathologieën.

De resultaten van deze studie suggereren dat FIP moet worden beschouwd als een differentiaaldiagnose bij katten met deze radiografische afwijkingen, vooral als ook andere typische klinische symptomen aanwezig zijn.