Het IBR-stappenplan van Agrofront gaat van start in 2016

Sinds de aanvang van het IBR-programma in 2012 is het aantal met IBR besmette bedrijven jaarlijks gedaald. Vandaag is de rundveesector klaar voor een nieuwe fase in de bestrijding van IBR, met als doel België op termijn officieel IBR-vrij te maken. In dit artikel lichten we toe wat van de rundveesector verwacht wordt om dit doel te bereiken.

Nieuwe wetgeving
De nieuwe fase in de IBR-bestrijding wil het besmettingsrisico op IBR-vrije bedrijven en de bestrijdingskosten voor IBR beperken. Om België op termijn officieel IBR-vrij te maken, gaat de sector binnen het verplichte IBR-programma stapsgewijs te werk. Het Agrofront (ABS, Boerenbond en FWA) heeft hiertoe haar visie en standpunten gebundeld in een stappenplan. Dit stappenplan werd door de technische werkgroep IBR – die bestaat uit afgevaardigden van de landbouworganisaties, dierenartsenverenigingen, overheden en wetenschappelijke instellingen – vertaald in een nieuw Koninklijk Besluit (KB) voor IBR-bestrijding.
De publicatie van dit nieuwe KB is gepland begin 2016 en heeft als doel België officieel vrij te krijgen van IBR. Dit houdt ook in dat België kan doorgroeien van de huidige artikel-9 status (Europese erkenning van het Belgische IBR-bestrijdingsprogramma) naar een artikel-10 status (officieel IBR-vrij). Het tijdstip waarop deze nieuwe status bereikt zal worden, is afhankelijk van de verdere vorderingen in de IBR-bestrijding. Er zijn wel al duidelijke stappen uitgeschreven tot en met 2018.

Wat verandert er in 2016?
Het huidige KB kent het I1-statuut toe aan bedrijven die niet voldoen aan de voorwaarden voor een I2-, I3- of I4-statuut. Op I1-bedrijven is weidegang verboden en kunnen dieren enkel afgevoerd worden rechtstreeks naar het slachthuis. Vanaf de publicatie van het nieuwe KB is het verboden om runderen te houden op I1-bedrijven. Deze aanpassing in de wetgeving was voor deze – relatief kleine – groep bedrijven nodig om de overige bedrijven die wel correct IBR bestrijden te beschermen.

Voor I2-bedrijven heeft het nieuwe KB tot gevolg dat elk van deze bedrijven vóór 1 juli 2016 een steekproef, de zogenaamde I2-opvolgingstest, moet uitvoeren. Deze I2-opvolgingstest is een bloedonderzoek (op IBR gE antistoffen) van geselecteerde runderen voornamelijk tussen 12 en 24 maanden oud. Het doel van deze steekproef is tweeërlei: enerzijds wil deze nagaan of de toegepaste vaccinatie op het I2-bedrijf werkzaam is en anderzijds een inschatting maken van de infectiegraad bij het jongvee. Er wordt verwacht dat het merendeel van deze I2-opvolgingstesten negatief zal zijn. Bedrijven met een gunstige opvolgingstest worden aangemoedigd om door te groeien naar een I3-statuut.

Bedrijven met geïnfecteerde dieren in deze steekproef verliezen daarentegen hun delegatie van vaccinatie. Dit betekent dat op deze bedrijven, ook binnen de bedrijfsbegeleiding, enkel de bedrijfsdierenarts de dieren mag vaccineren. Gezien er ondanks vaccinatie toch nog viruscirculatie is onder het jongvee, dienen veehouder en bedrijfsdierenarts samen de IBR-aanpak op het bedrijf bij te sturen. De I2-bedrijven zullen jaarlijks een I2-opvolgingstest moeten uitvoeren. In een volgend artikel gaan we dieper in op de I2-opvolgingstest.

Wat vanaf 2017?
Een van de principes van IBR-bestrijding is het afzonderen en op termijn verwijderen van met IBR geïnfecteerde dieren. IBR-dragers zijn dieren die opgespoord worden via een IBR gE antistoffentest. Naar analogie met het BVD-programma zullen de IBR-dragers in 2017 geregistreerd worden in een nationale ‘IBR-databank’. Deze registratie is mogelijk gezien elk gE-positief dier levenslang drager is van het IBR-virus.

Wat vanaf 2018 en verder?
De verkoop van dieren aan bedrijven met een hoger statuut is vanaf 2018 niet meer mogelijk. Dieren van I2-bedrijven zullen steeds een verkooponderzoek moeten ondergaan. IBR-dragers kunnen enkel afgevoerd worden naar specifieke afmestbedrijven of rechtstreeks naar het slachthuis. Vanaf een nog te bepalen datum zullen gE-positieve dieren verplicht afgevoerd moeten worden.
Vanaf de derde I2-opvolgingstest is het noodzakelijk een volledige bedrijfsscreening van alle dieren ouder dan 12 maanden uit te voeren. Op die manier worden systematisch alle IBR-dragers opgespoord. Op I2-bedrijven zal IBR-vaccinatie moeten gebeuren door de bedrijfsdierenarts.


Samenvatting
In de nieuwe fase van de IBR-bestrijding is het doorgroeien naar een IBR-vrij statuut noodzakelijk. Het doorgroeien wordt gestimuleerd door verplichte steekproeven en screenings. Met IBR geïnfecteerde dieren worden geleidelijk aan beperkt in hun bewegingen en op termijn gekanaliseerd naar vleeskalverbedrijven en specifieke afmestbedrijven. Deze bedrijven vormen een gesloten circuit met enkel bestemming rechtstreeks naar het slachthuis. Dit is noodzakelijk om de IBR-vrije rundveesector te beschermen. Tenslotte wenst de sector dat delegatie van vaccinatie enkel nog mogelijk is voor vrijwillige vaccinatie (I3-bedrijven).

 


Contactgegevens
Met uw vragen kunt u terecht bij DGZ op tel. 078 05 05 23 of e-mail helpdesk@dgz.be.