RunderRadar: Overzicht praktijkgevallen Veepeiler en UGent

Begin januari 2015 hebben de dierenartsen van Veepeiler Rund (DGZ) en de kliniek Inwendige Ziekten van de Grote Huisdieren (Universiteit Gent) de handen in elkaar geslagen voor de diagnostische ondersteuning bij rundvee. Het resultaat is een gespecialiseerd, multidisciplinair team dat toegang heeft tot goed uitgeruste laboratoria, een lijkschouwingsdienst en een kliniek waar levende dieren met alle beschikbare technieken onderzocht kunnen worden. Bedrijven met hardnekkige problemen op het vlak van diergezondheid kunnen via hun dierenarts een beroep doen op dit team, dat bemonstering zal uitvoeren en de risicofactoren zal identificeren met als doel een aan het bedrijf aangepast plan van aanpak op te stellen.
De casussen worden maandelijks besproken met alle betrokken dierenartsen, onder wie specialisten van het Europees Rundveecollege (ECBHM). De meest opmerkelijke gevallen rapporteren we tweemaal per jaar aan de praktijkdierenartsen in de rubriek RunderRadar.


Een geval van koperintoxicatie
Op een West-Vlaams vleesveebedrijf stierven enkele jonge kalveren in een periode van een paar weken. De kalveren dronken niet meer en werden erg suf op enkele dagen tijd. Sommige kalveren vertoonden ook hematurie. Opvallend was het icterisch beeld met duidelijke geelverkleuring van de mucosae. Bloedonderzoek van 1 kalf duidde op een sterk verhoogd aantal granulocyten, verhoogde A/G-ratio en een kopergehalte van meer dan 50 µmol/l (No: 10-18 µmol/l). Opvallend was tevens de sterke bruinverkleuring van het bloed. Er volgde een autopsie van dit kalf waarbij de sterke algemene geelverkleuring op alle inwendige organen bevestigd werd. Bovendien bleek de lever een massale diffuse necrose te vertonen. Het kopergehalte in de lever was 261 mg/kg nat gewicht (toxisch gehalte vanaf > 150 mg/kg nat gewicht).
De kalveren op het bedrijf werden opgefokt met kunstmelk. De veehouder gebruikte voor de aanmaak van deze kunstmelk water dat via oude koperen leidingen naar de kalverstal werd aangevoerd. Vermoedelijk was dit water de oorzaak van de vergiftiging. Oude koperen waterleidingen kunnen immers (intermitterend) koper afgeven in het water en zo een chronische of acute intoxicatie veroorzaken.


Een wolf in schaapsvacht
In Limburg werd een geval van boosaardige katarrhaal koorts (BKK) vastgesteld op een gemengd melkvee-schapenbedrijf. In de loop van de maand augustus werden plots een 6-tal volwassen koeien ziek met symptomen van hoge koorts, milkdrop en diarree, gevolgd door snelle sterfte. Bij autopsie van enkele dieren werden – naast een pyelonefritis en enteritis – vooral IBR-achtige trachealetsels gevonden. Via PCR-onderzoek bleek het dier enkele dagen later BKK-positief te zijn.
De vorm van BKK die bij ons voorkomt, wordt veroorzaakt door het oviene herpesvirus-2. In Vlaanderen wordt op basis van enkele beperkte studies een hoge seroprevalentie bij schapen vermoed. Schapen zijn in de regel subklinisch besmet. De infectie van runderen gebeurt voornamelijk door contact met aërosols van neussecreet afkomstig van besmette schapen. Vooral iets oudere adolescente besmette lammeren (> 5 maanden) kunnen grote hoeveelheden virus uitscheiden, maar ook volwassen schapen kunnen potentieel zorgen voor virustransmissie naar runderen. De overdracht van de ziekte tussen runderen is niet mogelijk. Differentiaal diagnostisch moet men denken aan BVD (mucosal disease), blauwtong, mond- en klauwzeer en runderpest, maar zeker ook aan IBR. Een behandeling of vaccinatie tegen BKK is niet mogelijk. Preventief moeten alle contacten tussen runderen en schapen gemeden worden. Ook indirecte contacten via materialen, de veehouder of andere erfbetreders kunnen een risico vormen.
Op dit bedrijf werd de uitbraak vermoedelijk veroorzaakt door de hogere infectiedruk die ontstaan was doordat veel adolescente lammeren niet verkocht raakten ten gevolge van de strengere reglementering op het onverdoofd slachten van schapen op tijdelijke offerplaatsen.


Hyperammoniëmie
Een 3 maand drachtige dikbil werd aangeboden met kolieksymptomen. Het dier vertoonde tijdens de hospitalisatie zenuwsymptomen (hepatische encefalopathie), gekenmerkt door head pressing, ernstige depressie, totale anorexie en opvallende tenesmus. Op bloedonderzoek werd een hyperammoniëmie (243 µmol/L (ref.: < 100 µmol/L)) vastgesteld, zonder enige stijging in de leverwaarden. Het dier werd gedrenched met verzurende producten, en kreeg niet-steroïdale ontstekingsremmers en breedspectrum antibiotica toegediend. De NH3-concentratie in het serum normaliseerde na 6 dagen en zowel de zenuwsymptomen als tenesmus waren verdwenen. De oorzaak van dit geval dient meest waarschijnlijk gezocht te worden in opname van een snelle bron van ammoniak (eiwit, ureum, of kunstmeststoffen), maar er kon niets bevestigd worden. Er waren geen andere dieren ziek op dit hobbybedrijf. De beschikbaarheid van toestellen die NH3 bepalen op serum laat toe meer inzicht te krijgen in de klinische effecten van te hoge NH3-concentraties in het bloed ten gevolge van het dieet. Monsters dienen wel binnen het kwartier na afname onderzocht te worden.


Koorts en nageboorteproblematiek na keizersnede
Op een vleesveebedrijf in West-Vlaanderen was er een hoog percentage koeien en vaarzen die een 2-tal dagen na de keizersnede hoge koorts kregen en aan de nageboorte bleven staan. De koorts verdween meestal snel na een behandeling met antibiotica. Alle aspecten rond het kalven en het uitvoeren van de keizersnede werden bekeken. Aan de hand van onderzoek via gepaarde sera van een 4-tal betrokken runderen werd een indicatieve seroconversie vastgesteld voor Coxiella burnetii (Q-fever). Daaropvolgend werden verse stalen verzameld van nageboortes bij de 4 volgende keizersnede. Twee van deze nageboortes waren positief bij het PCR-onderzoek voor Coxiella burnetii.
Ter preventie van nieuwe besmettingen lag de nadruk op een strikte hygiëne. Om de uitscheiding te verminderen en de klinische symptomen te reduceren, werd daarnaast geadviseerd om tot het einde van het huidige afkalfseizoen 1 à 2 maanden voor het afkalven tetracyclines toe te dienen aan de drachtige dieren. Andere adviezen omvatten het collecteren en vernietigen van placentaweefsels, het reinigen en ontsmetten van de afkalfruimte en een eventueel vaccineren van de fokdieren. Vanwege het zoönotisch karakter van Q-koorts, werd het gebruik van wegwerphandschoenen sterk aangeraden.


Detectie van Mycoplasma wenyonii op een melkveebedrijf
Op een groot melkveebedrijf in de Antwerpse Kempen werd tussen september en november melding gemaakt van verschillende problemen. Vooral een gedaalde weerstand, milkdrop en uitgesproken oedeem ter hoogte van of net voor de uier waren duidelijk aanwezig bij meerdere dieren. De weerstandsdaling uitte zich specifiek onder de vorm van een verhoogd aantal klinische mastitiden. Daarnaast ontwikkelde meer dan de helft van de pas gekalfde koeien een erge klinische (endo)metritis. Zeer opvallend was het pitting oedeem ter hoogte van de uier (foto 1 en 2). Merkwaardig was dat dit vooral bij de koeien en niet bij de vaarzen aanwezig was, en dat het doorheen de hele lactatie werd waargenomen. Bovendien was het bloedbeeld van enkele onderzochte dieren verstoord (matige anemie, leukocytaire verstoringen). Via PCR-onderzoek op EDTA-bloedstalen van verschillende klinisch aangetaste dieren werd een infectie met Mycoplasma wenyonii aangetoond. Deze bacterie/parasiet, die zich op de celwand van rode bloedcellen bevindt, kon nooit eerder aangetoond worden in België. De beschreven symptomen en afwijkingen in het bloedbeeld stemmen overeen met wat in andere landen bij aangetaste dieren beschreven is.

Het bedrijf was vorig jaar eveneens in het najaar getroffen door dezelfde problemen. Ook in het Verenigd Koninkrijk krijgt men vooral in het najaar meldingen van M. wenyonii besmettingen. Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat insecten voor de overdracht van een infectie kunnen zorgen. Curatief zouden tetracyclines goed werkzaam zijn. Preventief is een goede vectorbestrijding aangewezen. Aangezien gecontamineerde naalden eveneens infectieus kunnen zijn, is het op besmette bedrijven aangewezen om steeds een verse naald en spuit te hanteren voor behandelingen en vaccinaties.

 

Auteurs:

Bart Pardon, Hans Van Loo, Bonnie Valgaeren, Jozefien Callens, Evelyne Van de Wouwer, Koen De Bleecker, Laura Van Driessche, Linde Gille, Piet Deprez

Dierenartsen Gezondheidszorg Herkauwers, Dierengezondheidszorg Vlaanderen
Vakgroep Inwendige Ziekten van de Grote Huisdieren, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent