RunderRadar brengt verslag uit over een aantal interessante praktijkgevallen

Bedrijven met hardnekkige problemen op het vlak van diergezondheid kunnen via hun dierenarts een beroep doen op een team dierenartsen van Veepeiler Rund (DGZ) en de kliniek Inwendige Ziekten van de Grote Huisdieren (Universiteit Gent). In de rubriek RunderRadar brengt het team verslag uit over de meest opmerkelijke gevallen. In de afgelopen periode waren dit het gevaar van aankopen van IBR gE-positieve dieren en Staphylococcus hyicus-huidletsels en een mogelijke link tussen tepelletsels en een Treponema-infectie. De onderzoekers waarschuwen ook voor insleep van BVD via koemelk van een ander bedrijf en voor ernstige respiratoire of mengvormen van respiratoire en intestinale symptomen veroorzaakt door het Coronavirus.

Treponema
In de vroege zomer werd Veepeiler gecontacteerd voor problemen met onverklaarbare tepelletsels bij melkvee, en dan vooral bij eerste kalfskoeien. De spenen werden eerst dik, verkleurden dan volledig blauw en paars om uiteindelijk te verschrompelen. Het kwartier bleef aanvankelijk in orde maar ging uiteindelijk toch verloren door het moeilijk melken en secundaire mastitis. Typisch was ook het “afbijten” van de spenen door het dier, een gevolg van de jeuk en irritatie die de letsels veroorzaken. Slechte hygiëne, trauma of irriterende dipmiddels werden uitgesloten als oorzaak.

Op het bedrijf waren ook problemen met tussenklauwontstekingen hoewel de veehouder deze beschouwde als vrij beperkt en goed behandelbaar met antibiotica. Dieren met speenletsels vertoonden geen klauwletsels en omgekeerd. Er werden stalen genomen van de speenletsels (afkrabsels), spenen (huidbiopten) en tussenklauwspleet van dieren met klauwletsels (swabs). Deze werden met PCR onderzocht op Treponema spp.. Verschillende stalen van zowel de speenletsels als de tussenklauwspleet waren positief voor Treponema medium, Treponema phagedenis en Treponema pedis.

Uit een recente studie uit Groot-Brittannië van S. Clegg werden deze Treponema’s gevonden bij vergelijkbare speenletsels. Ze worden ook geassocieerd met etiologie en pathogenese van interdigitale dermatitis en de ziekte van Mortellaro. In deze studie werden deze kiemen ook in verband gebracht met een aantal ‘emerging’ huidaandoeningen, zoals speen- en uierletsels. Om op melkveebedrijven een mogelijke link aan te tonen met de etiologie van deze speenletsels en met het voorkomen van speenletsels in relatie tot infectieuze klauwproblematiek is verder onderzoek nodig.

IBR en abortus
Het IBR-bestrijdingsprogramma loopt op kruissnelheid. Iets meer dan 50% van de Vlaamse rundveebedrijven kreeg ondertussen een IBR-vrij statuut (I3 of I4) of is bezig met doorgroeien.

Zo was ook een gemengd bedrijf in Oost-Vlaanderen vorige winter en voorjaar gestart met de doorgroei van I2 naar I3. In december 2015 werd na een I2-opvolgingstest - die volledig negatief was - overgegaan tot een eerste screening van het bedrijf in januari 2016. In deze screening waren nog 6 dieren IBR gE-positief. Het ging om Nederlandse runderen die anderhalf jaar eerder werden gekocht en die positief testten bij aankoop. Er werd geadviseerd deze dieren op te ruimen en een nieuwe screening te doen, ten vroegste 6 weken na het. Toch bleven de dieren na vaccinatie op het bedrijf. In het voorjaar aborteerden verschillende koeien en vaarzen. Het abortusprotocol kon geen etiologische diagnose stellen.

In maart werden de 6 seropositieve runderen toch geruimd waarna opnieuw een volledige stalscreening werd uitgevoerd. Daaruit bleek een seroconversiegraad voor IBR gE van bijna 80%: 5 van de 6 runderen die verworpen hadden en seronegatief waren in de screening van begin januari, bleken seropositief geworden in de screening van maart. Bovendien waren de IBR vaccinaties op het bedrijf uitgesteld met het oog op doorgroei naar I3.

Hieruit blijkt het belang van het risico van aankopen van IBR gE-positieve dieren, ook door I2-bedrijven. IBR is nog steeds een belangrijk economisch en diergeneeskundig aandachtspunt én een gekend abortusverwekker. Daarom is het belangrijk het risico bij aankoop zo goed mogelijk te beperken: koop geen IBR gE-positieve dieren en zorg voor een goede quarantaine en een sluitend vaccinatieprotocol op I2-bedrijven. Ook op sommige I3-bedrijven met verhoogd risico kan vaccinatie een extra middel zijn om het gevaar op herinsleep te beperken.

Huidletsels met isolatie van Staphylococcus hyicus bij melkvee
Op een West-Vlaams melkveebedrijf hadden verschillende melkkoeien huidletsels ter hoogte van de kop, nek en rug. De koeien waren niet ziek en de melkproductie was ongewijzigd maar het probleem verspreidde zich duidelijk naar andere koeien. Uit huidafkrabsel werd Staphylococcus hyicus geïsoleerd.

S. hyicus is vooral gekend als oorzaak van exsudatieve epidermitis of smeerwrang bij varkens. Zowel bij varkens als bij rundvee is deze bacterie een normale huidbewoner. In situaties zoals verminderde immuniteit, parasitaire infecties en huidlesies, kunnen deze bacteriën echter beginnen vermeerderen. Terwijl bacteriële huidinfecties door Staphylococcus aureus bij rundvee goed gekend zijn, wordt slechts occasioneel melding gemaakt van huidletsels ten gevolge van S. hyicus. De combinatie van infectie door S. hyicus en schurft is beschreven, maar op dit bedrijf was geen schurft aanwezig. De infectie op dit bedrijf was zelflimiterend. Ingrijpen kan via aanpak van onderliggende oorzaken, lokale therapie en eventueel systemische therapie, rekening houdend met wachttijd voor de melk.

BVD virus schuilt in een klein hoekje
Op een gesloten zoogkoeienbedrijf werd een tweeling geboren waarvan één dier positief testte op de oorbiopten. Bij een klein percentage van de analyses is een vals-negatief resultaat mogelijk. Daarom werden beide dieren opnieuw getest: ze bleken beiden positief. Bij het moederdier konden geen BVDv antistoffen of antigeen aangetoond worden. Met de bedrijfsdierenarts werd gezocht naar andere mogelijke insleeproutes (weidecontacten, contacten tijdens verkoop van dieren, enz.). Uiteindelijk bleek dat het moederdier niet genoeg melk had en dat koemelk van een ander bedrijf - met BVDv negatieve status volgens de eigenaar- werd gebruikt. Deze melk testte positief op PCR.

Beide kalveren waren antigeen negatief bij het tweede staal 15 dagen later. Dit bevestigde een transiënte infectie. Helaas was er toch seroconversie opgetreden bij een deel van de koeien die in dezelfde stal stonden. De gevolgen vallen af te wachten. Hoewel levende dieren, in het bijzonder IPI’s (BVD-dragers) de belangrijkste infectiebron voor BVDv zijn, blijkt het wel degelijk mogelijk om de ziekte via andere routes op het bedrijf te krijgen. Of er een IPI aanwezig was op het bedrijf van herkomst is tot op heden niet meegedeeld.

Het andere gezicht van coronavirus
De kliniek Inwendige Ziekten onderzocht een aantal griepuitbraken waarbij in twee gevallen enkel coronavirus aangetoond werd en geen bacteriële superinfectie.

De eerste griepuitbraak betrof initieel een uitbraak van diarree met koorts. Echografisch waren nog geen longletsels te zien. Toch ontwikkelden deze dieren de volgende dagen een ernstige pneumonie met dyspnee en koorts. Pas na 14 dagen intensieve zorgen konden alle dieren terugkeren naar huis.

Bij de tweede uitbraak liep het minder goed af. Daar stierf een kalf als gevolg van deze respiratoire coronavirus-infectie. Dit dier had ook een opvallende hemorragische enteritis. Ook op een melkveebedrijf waar er altijd dieren zijn met koorts, respiratoire tekenen en melkdaling kon een recente opstoot van deze problematiek samen met spijsverteringsstoornissen toegeschreven worden aan dit virus.

Deze uitbraken kwamen aan het licht dankzij het PCR onderzoek dat via het project Griepbarometer aangeboden wordt. In het buitenland werden deze ernstige respiratoire of mengvormen van respiratoir en intestinale symptomen al eerder beschreven.

 
Jozefien Callens, Koen De Bleecker, Lieze Decremer, Piet Deprez, Linde Gille, Bart Pardon, Evelyne Van de Wouwer, Laura Van Driessche, Katharina van Leenen, Hans Van Loo
Dierenartsen Gezondheidszorg Herkauwers, Dierengezondheidszorg Vlaanderen
Vakgroep Inwendige ziekten van de grote huisdieren en vakgroep Verloskunde, voortplanting en bedrijfsdiergeneeskunde, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent

Wat is de RunderRadar?
Begin januari 2015 sloegen de dierenartsen van Veepeiler Rund (DGZ) en de kliniek Inwendige Ziekten van de Grote Huisdieren (Universiteit Gent) de handen in elkaar voor de diagnostische ondersteuning bij rundvee. Het resultaat is een gespecialiseerd, multidisciplinair team dat toegang heeft tot goed uitgeruste laboratoria, een autopsiedienst en een kliniek waar levende dieren met alle beschikbare technieken onderzocht kunnen worden. Bedrijven met hardnekkige problemen op het vlak van diergezondheid kunnen via hun dierenarts een beroep doen op dit team. In de rubriek RunderRadar brengt het team verslag uit over de meest opmerkelijke gevallen.