Studie identificeert hondenrassen die meest vatbaar zijn voor cherry eye

Vernoemd naar de roze massa die in de binnenste ooghoek van de hond verschijnt, staat cherry eye klinisch bekend als 'hyperplasie (of dislocatie) van de glandula membrana nictitans'. Het is het resultaat van een klier aan de binnenkant van het derde ooglid die opzwelt en rood wordt en een deel van het oog bedekt, waardoor de juiste traanproductie wordt verhinderd.

Als de aandoening niet wordt behandeld, kan ze ongemak veroorzaken en leiden tot complicaties zoals droge ogen, bindvliesontsteking en oogzweren. Een operatie is meestal nodig om de ziekte te behandelen en de aangetaste klier te herplaatsen. De plotselinge verschijning van deze grote massa die uit het oog van de hond steekt, is voor veel eigenaren zeer alarmerend.

Voor een studie van het Royal Veterinary College (RVC), beschouwd als "het grootste onderzoek ter wereld over cherry eye bij honden", werden de anonieme veterinaire gezondheidsdossiers van 905.553 honden gedurende een jaar gevolgd. Daaruit bleek dat 0,20% daarvan (1.802 honden) aan deze aandoening leden. Sommige rassen, en met name de (brachycefale) rassen met een plat gezicht, liepen echter een veel hoger risico.

Bij sommige rassen bleek het percentage getroffen honden elk jaar aanzienlijk hoger: Napolitaanse Mastiff (4,9%), Engelse Bulldog (4,8%), Lhasa Apso (1,6%) en Amerikaanse Cocker (1,5%). "Belangrijk om te weten is dat enkele populaire hondenrassen met een plat gezicht ook zwaar getroffen waren, waaronder de Puggle (Mopshond x Beagle) (2,1%) en de Jug (Jack Russell Terrier x Mopshond) (1,2%)," geven de onderzoekers aan.

BELANGRIJKSTE CONCLUSIES

Een van de bevindingen van de studie is dat één op de 500 honden (0,20%) in het Verenigd Koninkrijk elk jaar aan cherry eye lijdt. De gemiddelde leeftijd bij de eerste diagnose was 0,6 jaar.

Daarnaast vertoonden 16 rassen een verminderd risico in vergelijking met gekruiste honden. Rassen met een laag risico waren de Duitse herder (x 0,03), de West Highland White Terrier (x 0,06), de Engelse Springer Spaniel (x 0,07), de Labrador Retriever (x 0,12) en de Lurcher (x 0,12). 

Ze merkten ook op dat brachycephale honden 6,9 keer meer kans hadden op cherry eye dan honden met een gemiddelde schedellengte. Bovendien vertoonden 17 rassen een verhoogd risico in vergelijking met gekruiste honden. Tot de rassen met het hoogste risico behoorden de Napolitaanse Mastiff (x 34,3), Engelse Bulldog (x 24,1), Lhasa Apso (x 12,4), Amerikaanse Cocker Spaniel (x 11,6), Mopshond (x 9), Duitse Dog (x 6,2), St. Bernard (x 5,3) en de Jug (x 5,2).

Raszuivere honden hadden 1,4 keer meer kans om de aandoening te ontwikkelen dan kruisingen.

Tot slot wijzen ze erop dat honden jonger dan 1 jaar een hoger risico liepen (x 10,8) in vergelijking met honden van 2 tot 4 jaar.

"Deze resultaten leveren waardevolle informatie op over het sterke verband tussen deze belangrijke aandoening en specifieke rassen, en kunnen eigenaars van rassen met een hoog risico ook helpen om het probleem op te sporen en de juiste diergeneeskundige zorg te zoeken. Kennis van het verband tussen brachycefalie bij veel rassen en de kans dat die honden de aandoening ontwikkelen, kan het grote publiek ook helpen bij de keuze van het ras dat men wil."

Minna Mustikka, senior veterinair oogheelkundig assistent in het RVC Queen Mother Hospital for Animals en co-auteur van het artikel, zegt: "Cherry eye, indien onbehandeld, kan leiden tot andere chronische oogproblemen waarvoor zelfs levenslange medicatie nodig is en kan, in het ergste geval, resulteren in pijnlijke en mogelijk zichtbedreigende complicaties. Bewustmaking van deze aandoening en de prevalentie ervan bij brachycephale rassen is essentieel."