Tieners weten niet dat er pathogenen bestaan die van dier op mens overdraagbaar zijn

Een studie onthult de grote onwetendheid van adolescenten over zoönosen en het concept van "One Health".

Meer dan 60% van de 1.700 gekende infectieziekten die op de mens kunnen worden overgedragen, is afkomstig van dieren. Herhaalde en vaak voorkomende zoönotische epidemieën, zoals de recente COVID-19-pandemie, zijn te wijten aan de menselijke impact in de natuur. Met name de oprichting van enorme, intensieve dierenboerderijen, het misbruik van antibiotica, de vernietiging van bossen of de illegale handel in dieren, zijn factoren die het ontstaan en de overdracht van ziekten van dier op mens bevorderen.

Een wetenschappelijk onderzoek, uitgevoerd in verschillende scholen in Italië, Oostenrijk, Duitsland, Slovenië, Mauritius en Japan, analyseert de perceptie van jongeren over de overdracht van ziekten van dier op mens. Zo bestudeerde men het kennisniveau en de gewaarwording van adolescenten over het zoönotische risico dat mogelijk voortvloeit uit huisdieren en illegaal verhandelde wilde dieren, en het concept van "One Health".

In totaal namen 656 studenten uit de zes landen deel aan het onderzoek. De meeste tieners die bij het onderzoeksproject betrokken waren, waren tussen de 11 en 13 jaar oud. De studenten beantwoordden een anonieme vragenlijst, waarna een theoretische en praktische les werden gegeven, waarin de antwoorden op de vragen uit de enquête verwerkt waren. Na vier weken, waarin de studenten het thema zoönosen en de One Health-aanpak hebben behandeld, vond een tweede theoretische en praktische les plaats. Na de sessie werd dezelfde vragenlijst voor de tweede keer anoniem beantwoord.

Het resultaat van de antwoorden op de eerste vragenlijst toonde aan dat het aandeel studenten dat niet wist dat dieren veel ziekten op mensen kunnen overdragen en vice versa 28,96% bedroeg. Het aandeel deelnemers dat niet wist wat een zoönose was, was 32,16%. De onwetendheid van het One Health-concept onder de tieners was 31,40% en 23,02% van de deelnemers beschouwde hondsdolheid niet als een gevaarlijke ziekte. 

Na de twee theoretische en praktische sessies van de eerste enquête werd dezelfde vragenlijst opnieuw ingevuld aan het einde van het kenniscommunicatieproces. Het resultaat was dat het aandeel goede antwoorden toenam met 21,92%. De nauwkeurigheid van de antwoorden op de vragen verschilde per geslacht en land. In het algemeen bleek echter meer dan een derde van de jongeren die deelnamen aan dit onderzoek een groot gebrek aan kennis van zoönotische risico's en een gebrek aan begrip van het concept van One Health te hebben.

“Het is een probleem voor de volksgezondheid dat moet worden opgelost. Dit betekent dat meer dan een derde van de studenten die deelnamen aan het onderzoek niet op de hoogte waren van het zoönotische risico dat zij lopen wanneer zij in contact komen met dieren uit de illegale handel in huisdieren. Daarom beveel ik aan dat het onderwijzen over zoönosen en het concept van één gezondheid stevig wordt verankerd in de lesprogramma’s, door middel van theoretische en praktische didactische modules ”, beveelt een van de auteurs van de studie, Paolo Zucca, van het Centraal Beheer voor Gezondheid, Sociaal Beleid en Handicap in Italië. 

"In Duitsland hebben we voor het praktische deel van de zoönose-educatie op scholen de onderzoekshond gebruikt, die studenten laat zien hoe honden dieren kunnen opsporen die illegaal in bagage zijn verborgen", meldt de Duitse wetenschapper Susanne Holtz.

“Ons internationale onderzoek onderstreept het belang van het delen van kennis over zoönosen en het One Health-concept onder jongere generaties. De COVID-19-pandemie laat ons allemaal zien dat de overdracht van ziekten vanuit de dierenwereld niet alleen een theorie is, maar een reëel gevaar”, zegt Steven Seet, co-auteur van de studie.