Vorig jaar werd Veepeiler Varken* gecontacteerd door verschillende bedrijven met een gelijkaardige problematiek: mankende gelten twee weken na aankomst op het bedrijf. Het ziekteverloop en de reactie op de behandeling wezen op een Mycoplasma hyosynoviae arthritis. Bij de preventie van deze problematiek ligt de nadruk op het begeleiden van de veehouder in het optimaliseren van zijn bedrijfsmanagement.
Veepeiler bezocht drie van de getroffen bedrijven. Alle drie waren het gesloten bedrijven met ongeveer 300 zeugen in een driewekensysteem. De bedrijven kochten Deense gelten aan ofwel rechtstreeks uit Denemarken ofwel via Belgische opfokbedrijven. Alle bedrijven vertoonden een gelijkaardig ziekteverloop: de gelten die klinisch gezond waren bij aankoop begonnen na 8 tot 15 dagen in quarantaine plots te manken. De kreupelheid varieerde van het opheffen van een poot tot het vertonen van hondenzit. Het aantal mankende dieren varieerde van bijna de helft tot meer dan 80%. Enkel de achterpoten waren aangetast en er was soms een discrete zwelling te zien van de gewrichten. Op één bedrijf werden de pootproblemen ook opgemerkt bij enkele jonge zeugen in de drachtstal en de zware vleesvarkens. Twee bedrijven gaven de gelten in quarantaine voer ad libitum (opfokmeel of lactatievoer). Het derde bedrijf gaf tweemaal per dag opfokmeel, wekelijks gesupplementeerd met monocalciumfosfaat tot aan het werpen. De gelten hadden continu toegang tot drinkwater. Oorspronkelijk leek het probleem zich te beperken tot het Deense ras, maar later traden gelijkaardige problemen op bij andere rassen.
Problemen als gevolg van overgang van Deens naar Belgisch voer?
Kreupelheid kan veroorzaakt worden door onder andere trauma, osteochondrose en bacteriële infecties (o.a. Glässer, vlekziekte, Mycoplasma hyorhinis of Mycoplasma hyosynoviae), maar ook door een tekort aan calcium en fosfor in het opfokvoeder. Een mogelijke hypothese was dat het voeder in Denemarken meer zou worden gesupplementeerd met calcium en fosfor dan in België. Hierdoor zouden de gelten een plots tekort aan deze mineralen kunnen krijgen, met een verstoorde botvorming en kreupelheid tot gevolg. De probleembedrijven hadden verschillende voederleveranciers. Analyse van het voeder van de gelten in quarantaine toonde geen duidelijke tekorten aan (tabel 1). Analyse van voeder gebruikt op de Deense bedrijven was jammer genoeg niet mogelijk.
De osteocalcineconcentraties waren te laag in de eerste pool van gelten op bedrijf 1 en op bedrijf 3 waren minimale concentraties aanwezig. Waarden lager dan 15 µg/l zijn indicatief voor een slechte botturnover of slechte botaanmaak. Dit kan verschillende oorzaken hebben: hormonale veranderingen (oestrogenen verlagen de botaanmaak), te veel vet (leptine vermindert de botaanmaak) of tekorten aan calcium, fosfor, magnesium en/of vitamine D. Bijkomend was CTx, een marker voor botmobilisatie, te laag op alle bedrijven. Door de supplementatie van calcium en fosfor is het niet onlogisch dat CTx daalde.
Meerdere parameters betrokken bij botvorming wijken af
Het serum van de gelten met pootproblemen werd onderzocht op calcium, fosfor, osteocalcine en CTx (tabel 2). De resultaten tonen een normale calciumconcentratie aan maar een te hoge fosforconcentratie op alle probleembedrijven, vooral op bedrijf 1 en 3. Er werden Ca/P-verhoudingen gevonden van 1 op 4. De oorzaak van deze grote afwijkingen is niet helemaal duidelijk. De gelten werden gesupplementeerd met monocalciumfosfaat wat vooral een bron van fosfor is. Het is mogelijk dat de bloedstaalname bij de gelten gebeurde kort na voeropname wat de hoge fosforconcentraties in het bloed kan verklaren. Een andere mogelijke oorzaak van deze afwijkende verhouding is een tekort aan drinkwater. De gelten kregen echter continu toegang tot drinkwater met een voldoende flow aan de nippels dus deze oorzaak kan waarschijnlijk uitgesloten worden.
Hoewel meerdere factoren die een rol spelen bij de botvorming afwijkend waren, was geen enkele van deze factoren met zekerheid een oorzaak van de pootproblemen.
Drinkwaterkwaliteit blijft een aandachtspunt
Op één bedrijf werd ook het drinkwater geanalyseerd: twee parameters overschreden de norm (aantal sulfietreducerende Clostridia en intestinale enterococcen). Reinigen en desinfecteren van de drinkleidingen was dus aangeraden.
PCR-test bevestigt het vermoeden van Mycoplasma arthritis
Diagnose vereist de identificatie van klinisch kreupele dieren, isolatie van het organisme uit gewrichtsvocht en identificatie van microscopische lesies in synoviaal weefsel. Acuut geïnfecteerde, niet-behandelde dieren leveren de beste stalen. De klinische symptomen zijn soms subtiel zodat een grondige observatie nodig is, zeker in grote groepen, en er moet rekening mee gehouden worden dat de dieren de kreupelheid soms maar gedurende een korte tijd vertonen in dit stadium van de ziekte. Gewrichtspuncties kunnen uitgevoerd worden bij geanestheseerde dieren maar om synoviaal weefsel te onderzoeken is euthanasie vereist. Er wordt aangeraden minstens 2 à 3 dieren te bemonsteren. Het hakgewricht is het makkelijkst te bemonsteren. Het gewrichtsvocht is op deze plaats typisch helder en overvloedig aanwezig in tegenstelling tot andere gewrichten. Mycoplasma kan meestal geïsoleerd worden vanuit geïnfecteerde gewrichten tussen 3 tot 21 dagen post-infectie.
Omdat gelten doorgaans volledig herstellen van hun symptomen is het niet voor de hand liggend om een autopsie uit te voeren. Toch werden er twee gelten van ongeveer 100 kg geëuthanaseerd voor autopsie. Onderstaande werd vastgesteld tijdens de autopsie:
• Geen afwijkingen aan longen, hart, lever, nieren en spijsverteringsstelsel
• Normale tuber ischiadicae, discrete kraakbeenletsels op de femurkoppen
• Beide kniegewrichten gevuld met hemorragisch vocht, lichte kraakbeenletsels op de condylen
• Normale carpaalgewrichten
• Normaal extern uitzicht van de ruggenwervel
• Kraakbeenletsels op de vertebrale atlas bij één gelt
Bij één gelt vertoonde het synoviaal weefsel een normaal histologisch beeld. Bij de andere gelt was er een uitgesproken hyperplasie en hypertrofie van de synoviae met infiltratie van veel plasmacellen, macrofagen en rondcellen met neiging tot vorming van follikels, een perivasculaire infiltratie van rondcellen en dus een beeld van subacute infectieuze arthritis. Bacteriologisch onderzoek op swabs van het kniegewricht waren positief voor Staphylococcus sp. De PCR voor M. hyorhinis en H. parasuis was negatief bij beide gelten. Bij één gelt was de PCR voor M. hyosynoviae positief.
Behandeling met amoxycilline gaf geen verbetering, enkel een behandeling met hoge dosissen (10 mg/kg) van macroliden en spectinomycines, gecombineerd met NSAID’s kon het probleem oplossen.
Gebaseerd op het tijdstip van optreden van de problemen, de positieve PCR, de histologische letsels en de verbetering van de symptomen na behandeling met antibiotica, was een infectie met Mh de meest waarschijnlijke oorzaak van deze pootproblemen.
Stress belangrijke uitlokker van Mycoplasma arthritis
Het lijkt erop dat de moederzeugen op de fokbedrijven drager waren van Mh. De kiem zit bij deze dieren gelokaliseerd ter hoogte van de tonsillen en pharynx en wordt intermitterend uitgescheiden waardoor ook de biggen besmet worden. De zeugen geven echter ook maternale immuniteit door die hun biggen beschermt tot ongeveer twaalf weken leeftijd. Hoewel de biggen geen klinische symptomen zullen ontwikkelen, is kolonisatie van de ziektekiem tijdens de zoogperiode mogelijk.
Stress kan leiden tot migratie van Mh vanuit de tonsillen via de bloedbaan naar de predilectieplaatsen, namelijk de gewrichten. Deze stress kan het gevolg zijn van het transport van het fok- of opfokbedrijf, de nieuwe omgeving en eventuele nieuwe toomgenoten. Het duurt ongeveer één tot twee weken vooraleer klinische arthritis ontwikkelt. Mh koloniseert de synoviale membranen van het gewricht en veroorzaakt ontsteking met pijn, kreupelheid en zwelling van de gewrichten tot gevolg. Alle gewrichten kunnen betrokken zijn maar de aantasting van de achterhand is het meest opvallend. De kreupele dieren hebben het moeilijk om het voer en drinken te bereiken. De symptomen blijven gedurende drie tot tien dagen aanwezig waarna ze kunnen afnemen, alhoewel de stijfheid langer kan aanhouden.
Wat te doen tegen Mh?
Hoewel Mh wereldwijd voorkomt en de meeste varkenstomen besmet zijn met deze kiem, veroorzaakt hij gelukkig niet in elke toom ernstige pootproblemen. Niet elk isolaat van deze kiem is even schadelijk. In sommige bedrijven kan het echter een terugkerend probleem zijn bij de aankoop van nieuwe gelten. De kreupelheid vereist soms om het dier af te scheiden van de groep of het te verkopen aan een lagere marktprijs of zelfs om het te euthanaseren.
Momenteel is er nog geen commercieel vaccin op de markt. De literatuur beschrijft dat vaccinatie tegen Mh mogelijk is, maar dat deze geen volledige bescherming biedt en dus gecombineerd moet worden met een optimaal bedrijfsmanagement. De bedrijfsdierenarts is perfect geplaatst om de veehouder hierin te begeleiden. Preventief is vooral het vermijden van stress een belangrijke maatregel. Vermijd mengen en verplaatsen van groepen dieren zo veel mogelijk, vermijd overbezetting en een koud, vochtig stalklimaat en geef voeder ad libitum. Vermijd ook trauma aan gewrichten veroorzaakt door voerbakken of tijdens het transport en screen het bedrijf op andere infecties die de weerstand onderdrukken, zoals PRRS en PCV2. Zorg dat kreupele dieren toch voldoende voeder en drinkwater kunnen opnemen zodat ze vlotter herstellen. Ook een behandeling met vitamines A, D3 en E bij aankomst in de quarantainestal is aangewezen.
Adviseer de veehouder regelmatig de lege hokken en afdelingen te reinigen en ontsmetten om de besmettingsdruk op het bedrijf onder controle te houden.
Observeer de dieren grondig. Zo kan zelfs een lichte vorm van kreupelheid snel opgemerkt worden en tijdig een behandeling gestart worden. Zo voorkomt u chronische kreupelheid met economische gevolgen.
Het is ten slotte belangrijk om te herinneren dat er geen antibiotica geregistreerd zijn voor Mh en dat antibiotica off-label gebruikt moeten worden. Curatieve behandeling is mogelijk met NSAID’s, bijvoorbeeld aspirine, zodat de zwelling en kreupelheid tijdens klinische gevallen kan verminderen.
Contactgegevens
Met uw vragen kunt u terecht bij DGZ op tel. 078 05 05 23 of e-mail helpdesk@dgz.be.
* Veepeiler Varken is in het leven geroepen om de varkenssector in België te ondersteunen met praktisch onderzoek en tweedelijnsadvies. Het project kwam tot stand op initiatief van DGZ en de Faculteiten Diergeneeskunde van de Universiteit Gent en Université de Liège, en wordt financieel gesteund door het Sanitair Fonds. Veepeiler Varken heeft twee belangrijke pijlers: tweedelijnsdiergeneeskunde en korte, praktijkgerichte onderzoeksprojecten.
Bronnen:
• Scheiber, Tony; Thacker, Brad. (2012). Mycoplasma hyosynoviae, Mycoplasma hyorhinis and Mycoplasma suis overview: Disease basics, clinical presentations, diagnostics, treatments and prevention/ control strategies. Retrieved from the University of Minnesota Digital Conservancy, http://purl.umn.edu/139355.
• Burch, David (2011). Mycoplasmal arthritis – a niggling disease problem?. Pig Progress Volume 27, No 2.